Onvoldoende bewijs openlijke geweldpleging en tijdspanne
In de zaak bij de rechtbank Zwolle, 4 mei 2010, LJN: BM3394 zijn twee verweren met succes gevoerd:
- Tijdspanne tussen de gegeven enkele klap en de latere openlijke geweldpleging
- Onvoldoende bewijs op basis van getuigenverklaringen voor betrokkenheid bij latere openlijke geweldpleging
De rechtbank overwoog het volgende:
“Verdachte heeft verklaard het slachtoffer een duw te hebben gegeven, waardoor deze ten val is gekomen. Deze duw staat los van wat later (op de heuvel) is voorgevallen, en speelde zich af in een één op één situatie tussen verdachte en het slachtoffer. Deze duw die verdachte aan het slachtoffer heeft gegeven is daarom niet te kwalificeren als openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
[medeverdachte 1] heeft een aantal keren verklaard dat verdachte samen met [medeverdachte 3] en [getuige 7] het slachtoffer klappen heeft gegeven. Later verklaart [medeverdachte 1] dat verdachte met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] het slachtoffer klappen heeft gegeven en dat verdachte het slachtoffer geschopt heeft. Weer later verklaart [medeverdachte 1] dat verdachte op een afstand stond en dat hij niet weet of verdachte het slachtoffer heeft mishandeld. Daarbij komt dat [medeverdachte 1] steeds heeft verklaart dat [medeverdachte 2] er niet bij was, dan wel dat hij [medeverdachte 2] niet heeft gezien, terwijl [medeverdachte 2] zelf heeft verklaard dat hij achter het slachtoffer is gerend nadat het slachtoffer de vriendin van verdachte heeft lastig gevallen. De verklaringen van [medeverdachte 1] acht de rechtbank gezien het voorstaande innerlijk tegenstrijdig. Derhalve zal de rechtbank geen geloof hechten aan de – voor verdachte belastende – verklaringen van [medeverdachte 1].
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij dacht dat verdachte het slachtoffer heeft geslagen. [medeverdachte 5] heeft echter niet verklaard dat verdachte bij de groep jongens hoorde die naar het slachtoffer in de heuvels is gerend. Bovendien heeft [medeverdachte 5] meerdere ongeloofwaardige verklaringen afgelegd, zoals met betrekking tot het door hem dragen van een zonnebril. De rechtbank zal derhalve geen geloof hechten aan deze – voor verdachte belastende – verklaringen.
De [getuige 8] heeft verklaard dat hij erbij was toen verdachte het slachtoffer met een fles op zijn hoofd zou hebben geslagen. Uit het dossier blijkt echter dat [getuige 8] aantoonbaar heeft gelogen, aangezien hij in de desbetreffende nacht van 29 op 30 juli 2008 niet in het Zilverpark in Lelystad was, maar in het internaat Nieuw Veldzicht te Almere verbleef. [getuige 8] heeft later bij de politie verklaard dat zijn verklaring een grap was. De rechtbank zal derhalve aan deze verklaring eveneens geen geloof hechten.
[medeverdachte 3], [getuige 4] en [getuige 1] hebben verklaard dat verdachte het slachtoffer niet heeft geschopt en/of geslagen met een groepje jongens. Verdachte ontkent dit eveneens.
Aangezien de rechtbank geen geloof hecht aan de verklaringen terzake van [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [getuige 8], zal de rechtbank deze verklaringen ook niet bezigen voor het bewijs. Daardoor ontbreekt wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het hem last laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit feit vrijspreken.
Zie ook LJN: BM3337, LJN: BM3353, LJN: BM3405