Ondanks verbale uitlatingen geen openlijke geweldpleging
In de meeste gevallen worden verbale uitlatingen wel aangemerkt als een significante bijdrage die vereist is voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging. In deze zaak ging het echter om verbale uitlatingen die gedaan zijn voor de openlijke geweldpleging. In die situatie kan openlijke geweldpleging niet bewezen worden.
Het gaat hier om het arrest van het gerechtshof Leeuwarden, 23 november 2010, LJN: BO6353. In deze zaak overwoog het hof het volgende:
“Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt het hof de navolgende gang van zaken vast.
Op 26 maart 2007 rijden [benadeelde 1] als bestuurder en [benadeelde 2] als bijrijder in de auto van [benadeelde 1] op de [straat] in de buurt van de stad Groningen, als zij op een gegeven moment een auto, die zich slingerend over de weg beweegt, van achteren naderen. In die auto zitten drie personen: (naar later blijkt) verdachte als bijrijder, zijn zoon [naam] als passagier op de achterbank en [naam] als bestuurder van de auto. Verdachte is de eigenaar van de betreffende auto. [benadeelde 1] probeert de bestuurder van de slingerende auto met lichtsignalen te waarschuwen. Als dit geen effect sorteert en de slingerende auto van verdachte ook nog eens met (sterk) wisselende snelheden gaat rijden, besluit [benadeelde 1] de auto in te halen. Als [benadeelde 1] verdachtes auto heeft ingehaald, volgt gedurende een kilometerslang traject een reactie van (de inzittenden van) verdachtes auto. Verdachtes auto rijdt onder meer hinderlijk (afwisselend) dicht achter en naast de auto van [benadeelde 1] en de inzittenden van verdachtes auto schreeuwen door de geopende autoramen naar [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Na deze achtervolging dwingt de bestuurder van verdachtes auto [benadeelde 1] tot stoppen. De zoon van verdachte en [naam] springen uit de auto en beginnen onmiddellijk tegen de auto van [benadeelde 1] te slaan en te schoppen. Als daarbij op een gegeven moment de ruit aan de bestuurderszijde van [benadeelde 1]’s auto door verdachtes zoon wordt ingeslagen, ziet [naam] kans door deze opening – met name – [benadeelde 1] te stompen en te slaan. Verdachte verlaat op enig moment zijn auto ook en gaat in de richting van de auto van [benadeelde 1]. Als verdachte echter het geluid van brekend glas hoort, keert hij terug naar zijn auto en stapt weer in. Alvorens in te stappen buigt verdachte – naar eigen zeggen om trammelant te voorkomen – nog wel de zich aan de achterkant van zijn auto bevindende kentekenplaat om. Als de andere twee ook weer zijn ingestapt in de auto van verdachte, rijdt het drietal weg in de richting van de stad Groningen.
Het hof heeft niet de overtuiging dat er sprake is geweest van enig fysiek contact tussen verdachte enerzijds en [benadeelde 1], [benadeelde 2], of [benadeelde 1]’s auto anderzijds. Wel heeft de verdachte zich gedurende de achtervolging verbaal uitgelaten jegens de [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en heeft verdachte het nummerbord van zijn auto omgebogen na afloop van de (fysieke) confrontatie tussen de twee andere inzittenden van zijn auto en [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
Om tot een bewezenverklaring van het verdachte onder primair ten laste gelegde te komen dient vastgesteld te worden dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat verdachtes zoon en [naam] hebben gepleegd.
Het hof acht het aannemelijk dat verdachte door zijn verbale uitlatingen jegens [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gedurende de achtervolging in de auto – en aldus voorafgaand aan het in de tenlastelegging omschreven geweld buiten de auto – heeft bijgedragen aan een sfeer van ontremming bij de inzittenden van verdachtes auto. Niet echter is van feiten en omstandigheden gebleken waarmee komt vast te staan dat verdachte zijn zoon en [naam] op een of andere manier in of buiten de auto heeft aangemoedigd tot het plegen van (enig) geweld jegens [benadeelde 1], [benadeelde 2], dan wel [benadeelde 1]’s auto. Uit de feitelijke gang van zaken kan slechts worden geconcludeerd dat verdachte de groep, bestaande uit zijn zoon en [naam], – ten tijde van het plegen van het geweld – alleen op enig moment getalsmatig heeft versterkt. Gelet op voorgaande is het hof van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet als een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld van verdachtes zoon en [naam] kunnen worden aangemerkt. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het hem onder primair ten laste gelegde.